Dierbare donateurs,
Ik reis hier veel in China, ga weer opnieuw naar steden, dorpen, gehuchten die ik in 1986 bezocht heb. Daar ben ik dan een week of meer en reis weer verder.
Die Transit momenten hebben een eigen karakter, een eigen schoonheid. Doordat ik vlieg en met taxi’s van en naar de luchthavens ga kom ik in extreme geluidsovergangen terecht: van de tijdelijke logeer-omgeving stap ik elke keer als ik verder reis in de besloten binnenruimten van een taxi op weg naar de mega-hallen van de betreffende luchthaven, waarna zich na de landing in omgekeerde volgorde hetzelfde klankproces zich afspeelt.
Vandaag is het een transit van Guilin naar Kunming. De afstand tussen beide steden in vogelvlucht is ongeveer 770 km, maar Guilin is een kleine stad met zijn 900.000 inwoners en Kunming telt er nu ongeveer ongeveer 6,5 miljoen. Maar steden groeien zo hard dat het actuele getal behoorlijk kan verschillen.
Het enige wat ik me van het Kunming van 1986 kan herinneren zijn de woning van een perfect engels sprekende kruidendokter die in de smalle gang tussen opgestapelde publicaties van hem en van vele specialisten over de wereld zijn praktijk hield plus een immens plein met een even immens standbeeld waar ’s ochtends rond zes uur in de schemer de bus naar Dali stond te wachten aan de stoeprand. Het plein was nagenoeg leeg op een paar fietsers na. Onder het monument beoefenden oude mensen in Mao-achtige kleding Tai Chi op dromerige muziek uit een speaker.
Vanuit mijn rustige kleinschalige buurtje in Guilin met vogels, elektrische voertuigen en passerend voetgangers in de straat waar mijn jeugdherberg aan ligt stap ik in een oude Volkswagen die me in slakkengang naar de vertrekhal van de luchthaven van Guilin brengt. De claxon klinkt merkwaardig ingehouden. Meteen weer die immens ruimtelijke luchthaven- klanken als ik de draaideur van het gebouw door ga. Ik vang een geïsoleerd geluidje op dat razendsnel beweegt in de zo voorspelbare akoestiek van de Vertrekhal. Drones van kinderspeelgoed-poppetjes worden gedemonstreerd in één van de talloze verkoopstands. Het geluidje danst omhoog en opzij en naar achteren, stuitert even op de grond om daarna de onvoorspelbare route onder het enorme gewelf voort te zetten. Ik probeer er met mijn mics in mijn oren achteraan te rennen.
Vervolgens een uur of anderhalf in een regionaal vliegtuig met zwaar motorgeluid. Geen muziek, onverstaanbare informatiestromen over de speakertjes, ook in het engels. Het raken van de wielen aan de grond is altijd weer een fascinerend bonk.
Na aankomst opnieuw een gigantische luchthaven-akoestiek. Daarna een taxi, dit keer een nieuwe Volkswagen met een goed geïsoleerde binnenruimte. De chauffeur heeft geen muziek aan en geen airco, alleen als de ruiten te veel beslaan. De ruitenwissers zoeven snel en geolied. Bijna geluidloos. Ik hoor vooral de regen op dak en achterruit kletteren en één donderslag klinkt. De taxichauffeur zet de taxi-centrale aan. Totaal andere klanken dan ik tot nu toe gewend ben. Kunming is de hoofdstad van de minderheden aan het begin van de Zijderoute. Eerst wisselen mannenstemmen, later vrouwenstemmen informatie uit met de chauffeur. We staan al gauw in een file, optrekken afremmen optrekken afremmen en als de chauffeur stil moet staan trekt hij elke keer kort de handrem aan. Krrr en dan weer opnieuw Krrr. Het is de ondergelopen snelweg die lokaal de file veroorzaakt. Dof klinkt onder me een enorme waterpartij.
Dan trekt de chauffeur snel op; we zoeven over het ene viaduct na het andere. Ik begin een soort stadscentrum te onderscheiden in de inmiddels donker geworden omgeving. Even rijden we door een laagbouw-buurtje. Ik probeer wat te herkennen. Ergens op een enorm kruispunt tussen torenflats staat ie op de hoek stil en zegt zoiets als ‘hier is het’, terwijl achter de beregende zijruit alweer een groepje mensen onder paraplu’s staan te roepen om naar binnen te kunnen. Ik vraag waar het hotel is. Hij wijst vaag naar de hoek en snauwt dingen die ik niet begrijp. Ik weiger de auto uit te gaan. Hij maakt een rondje en probeert het adres precies te vinden. Ergens parkeert hij de auto en zegt weer en steeds gebiedender ‘hier is het’. Ik blijf weigeren uit te stappen. Hij wordt nog bozer, vraagt me de print van de boeking, belt op zijn iphone, smijt met zijn deur en loopt weg. Ik wacht in stilte op de achterbank. Stilte en het tikken van de regen boven op het dak. Mooie tikken in de goed geïsoleerde auto, een eenduidige binnen-stilte in een onduidelijke buitenwereld. Hij komt terug met een man met paraplu die in gebroken engels zegt dat hier het hotel is en dat ik hem moet volgen. Hij neemt de koffer en wil mijn rugzak. Ik draag ‘m liever zelf want daar zit bijna mijn hele digitale leven in. We lopen om het gebouw en gaan aan de zijkant een glazen deur door. Ik zie een betegelde hoge kale gang met neonlicht achtig licht; vooraan links staat een kale lege tafel met daarachter een man in uniform. Ze praten even tegen elkaar. We lopen de holle gang door, een bocht om en gaan een lift in, die even mottig klinkt als ie eruit ziet. We komen in een soortgelijke gang maar dan smaller met haperend licht. Ik vraag waar het hotel, waar de lobby is. De man probeert me gerust te stellen. Hij legt me uit dat dit geen hotel is, maar hij kent het engelse woord niet voor wat het wel is. Na een paar bochten langs allemaal identieke metalen deuren staan we voor zo’n metalen deur stil. Het licht valt weg zodra we ons niet meer bewegen. Dan roept hij wat in het Chinees waarna het weer oplicht. Hij doet de metalen deur open en ik zie een studio. ‘Op welke verdieping zijn we’ vraag ik… ik verwacht niet dat ik deze kamer ooit zal terugvinden in de komende vier dagen. Als ik er al uit durf. Ik zie de betegelde badkamer waar water op de vloer staat, ook boven het afvoerputje. Ik weiger de kamer. Zijn stem blijft vriendelijk. ‘Waar is de lobby dan’ vraag ik toch nog. Hij neemt me mee door gangen zonder dat we iemand tegenkomen. Wonen hier wel mensen vraag ik me af? Zijn dit niet leegstaande woningen die incidenteel verhuurd worden? Hij brengt me niet naar een lobby maar wil me een andere kamer laten zien. Terwijl we voor de lift staan gaat het licht weer uit. Ik roep wat in het Nederlands en het flikkert weer aan. In de lift staan een jongen en een meisje, een stel zo te zien. Zij giechelt constant achter haar hand, terwijl ze naar me blijft kijken. Ik zeg definitief tegen de man: dit doe ik niet. Hij zegt vriendelijk: hier verder op is nog een ander hotel, net nieuw, ‘Nieuw Kunming’ heet het. Daar hebben ze kamers voor ongeveer 400 yuan.
In de stromende regen steek ik met koffer, rugzak en handtas waar mijn ‘oortjes’ in zitten, onder een dof tikkend parapluutje van Samsonite grote slecht verlichte straten over met plassen langs de trottoirs. Ik merk dat ook hier brommers en scooters elektrisch rijden en begin er weer zin in te krijgen.
Op die korte loop-afstand kom ik ineens in een chique goed verlicht winkel-wandelgebied met muzak. Bij Kenzo klamp ik twee mannen aan die me naar het hotel brengen dat The New Era blijkt te heten. Portiers pakken mijn koffer, reiken me een plastic zakje aan waar ik mijn natte parapluutje in ritsel. De marmeren uitstraling en de hoogte van het plafond doen me even verstommen. Net als in 1986 toen ik het gloednieuwe Garden Hotel in Shanghai binnenging. De grootste hotelruimte die ik tot dan toe in mijn leven gezien en gehoord had. In het binnenland moest de verstedelijking nog beginnen.
De kamers hebben een korting van 70%, legt een medewerkster me uit als ik op de €100,- per nacht probeer af te dingen bij een verblijf van vier nachten. Onvermurwbaar. Ik betaal één nacht cash in euro’s want mijn creditcard blijkt vanmorgen in Guilin het begeven te hebben en uit de Chinese blikken klanken van de ATM machine, – bijna elke machine heeft een andere stem en is niet altijd tweetalig- kon ik geen wijs worden. De nood wordt deugd als ik op de 25e verdieping uit de lift stapt, de deur van mijn hotelkamer open, geen airco-ruis hoor en door een kier van het open raam een ‘mooie’ stadsruis beluister. Ik hoor vaag de reflectie van een versterkte vrouwenstem tegen de wanden van de omliggende torens. Ik hoor speaker-muziek vanaf straatniveau.
Ik ben gelukkig, ook al zal ik dezelfde loop van winkel-wandelgebied-muziek vier dagen lang horen. Hier kom ik voor. Voor deze 21ste eeuwse geluidsuitstraling, voor The New Era.
Dit blog verscheen oorspronkelijk op “Voordekunst“.